Volgende week word ik 30. Een grens die voor velen een deadline in het leven is. Die torenhoge mijlpaal die de grens is tussen onvoltooide verwachtingen en de leeftijd die nog uitkijkt naar het leven als je “groot bent”. In de vriendenboekjes die ik vroeger invulde wordt ook altijd de vraag gesteld wat je later wilt worden. Groot, schreef ik altijd op. Later wil ik graag groot worden. Dat groot heb ik nu bijna gehaald denk ik.
In 2015 ben ik geopereerd aan een bloedende hypofysetumor, met de nodige schade als gevolg. Hypopituitarisme, Addison, beschadigde zenuwen en een restje actief tumorweefsel. Een lange periode van traumaverwerking brak aan. Ik was alleen maar boos. Boos op iedereen die mij in de weg stond. Boos op iedereen die me tegensprak. Maar vooral boos op het leven, waardoor ik me in een positie bevond die onvoorspelbaar was omtrent mijn verdere functioneren. Met vechten of vluchten als opties, koos ik overduidelijk voor vechten. Een rugzak vol bagage die ik de rest van mijn leven mee zal dragen.
Regelmatig wordt mij gevraagd waarom ik in Amsterdam ZO ben gaan werken. “Dankjewel juf, dat je me wegtrok vanmiddag. Ik had hem anders zeker een klap gegeven, want hij deed zomaar de deur voor mijn neus dicht” Vlak daarvoor kon ik nog net mijn arm om zijn schouder slaan en hem dwingend doch vriendelijk meenemen naar de andere kant van de gang. Waar een simpele vraag waarom de deur dicht was op zijn plaats was geweest, openbaarde zich een woedend verdedigingsmechanisme. Een manier om zich staande te houden in een voor hem onvoorspelbare situatie. Na een half jaar moeizaam contact brak vandaag het ijs en ging de rits van zijn rugzak een klein stukje open.
Volgende week word ik 30. Die torenhoge mijlpaal die voor mij het waarmaken van onmogelijke verwachtingen is. Nu 3,5 jaar later heb ik een prachtige zoon en kan ik mezelf met 5 lopende opdrachten voorzichtig ondernemer noemen.
Later als ik groot ben wil ik graag nog groter worden, want kan niet bestaat niet.